Sinds 1 juli 2023 geldt de Wet toekomst pensioenen (Wtp), een ingrijpende hervorming van het pensioenstelsel. Hoewel de wet al van kracht is, geldt er een overgangsperiode die loopt tot eind 2026 – naar verwachting wordt die termijn verlengd tot eind 2027.
Aanpassingen
Vanaf 2028 moeten alle pensioenregelingen worden aangepast op het gebied van de pensioenopbouw. Alleen nog premieovereenkomsten met een flat rate premie – een gelijke pensioenpremie voor iedereen, ongeacht leeftijd – van maximaal dertig procent zijn toegestaan. Het partnerpensioen mag maximaal vijftig procent van het salaris bedragen en uitsluitend op risicobasis worden verzekerd. Deze regels gelden ook voor samenwonenden. Ook voor lijfrente geldt een maximale premie-inleg van dertig procent, met een reserveringsruimte van tien jaar, in plaats van zeven jaar.
Uitzonderingen
De belangrijkste uitzondering is die voor lopende stijgende beschikbare premiestaffels. Deze mogen voor alle werknemers die per eind 2027 in dienst zijn gekomen, ook na 2028, worden uitgediend. Werknemers die na 1 juli 2023 in dienst gingen vallen ook onder de uitzondering. Bestaande middelloonregelingen mogen voor 2028 nog worden omgezet in een stijgende beschikbare premiestaffel. Opgebouwde pensioenen kunnen in principe gewoon ongewijzigd blijven staan.
Opgebouwde pensioenen
Het uitgangspunt is dat de reeds opgebouwde pensioenen worden overgezet naar het nieuwe systeem, waarin uitsluitend nog premieovereenkomsten bestaan. Dit is met name het geval bij bedrijfstakpensioenfondsen. Veel pensioenfondsen die in het verleden zijn gesloten – dat zijn fondsen zonder actieve deelnemers met pensioenopbouw – zullen overigens niet invaren. Invaren houdt in dat het opgebouwde pensioen wordt meegenomen naar de nieuwe pensioenregeling. Deze fondsen blijven onder het oude stelsel vallen, waarbij de dekkingsgraad de bepalende factor is voor indexatie en verlagingen. Ook middelloonpensioenen die bij verzekeraars zijn opgebouwd, ook wel uitkeringsovereenkomsten genoemd, kunnen behouden blijven. In 2025 zijn de eerste drie pensioenfondsen al overgegaan op het nieuwe stelsel, zonder dat dit tot administratieve of andere problemen heeft geleid.
Bezwaar
Bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is het individuele bezwaarrecht uit artikel 83 van de Pensioenwet buiten werking gesteld.
NSC en PVV hebben een amendement ingediend voor een referendum per fonds, maar gezien het oordeel van de Raad van State is de kans klein dat dit voorstel wordt aangenomen. Dit amendement betreft overigens alleen het invaren, beide partijen zijn niet tegen de Wtp zelf, en dus ook niet tegen de toekomstige opbouwsystematiek.
Aankoop pensioen
Een pensioen wordt met het beschikbare individuele kapitaal aangekocht op de pensioendatum. Als dit in een solidaire premieovereenkomst is ondergebracht, gebeurt de aankoop binnen die regeling. Dit geldt voor alle bedrijfstakpensioenfondsen.
Als het pensioen in een flexibele premieovereenkomst valt kan er een variabele uitkering worden aangekocht (doorbeleggen) of voor het aankopen van een vaste uitkering bij een verzekeraar worden gekozen. Dit is het geval bij ondernemings- of beroepspensioenfondsen, of bij verzekeraars en Premie Pensioen Instellingen (PPI). In alle gevallen kan er gekozen worden voor wel of geen partnerpensioen na de ingangsdatum, en uiteraard voor een hoog/laag-pensioen, waarbij de hoogte van de uitkering variabel is. Let op: een hoog/laag-pensioen is niet mogelijk in combinatie met een lumpsum.
Lumpsum en RVU
De lumpsum, waarbij eenmalig maximaal tien procent van de waarde van het ouderdomspensioen kan worden opgenomen, is per 2021 al vormgegeven aan de hand van een aparte wet, dus voor de invoering van de Wtp. Dit geldt ook voor de Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU).
De lumpsum van tien procent zou oorspronkelijk per 2022 ingaan, maar is herhaaldelijk uitgesteld en staat nu gepland voor 1 juli 2026. Het Nibud gaat hiervoor een keuze-tool ontwikkelen. Deze lumpsum is van toepassing op lijfrente en pensioen in eigen beheer, maar geldt niet voor de oudedagsverplichting (ODV). De ODV kan wel worden omgezet in een lijfrente, waarna een lumpsum kan worden opgenomen.
De tijdelijke, boetevrije Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) van maximaal € 27.276 per jaar, is per 2026 definitief verlengd. Mensen met een zwaar beroep hebben zelfs recht op driehonderd euro per maand meer. Per jaar kunnen maximaal 15.000 mensen gebruik maken van de regeling. De regeling geldt vanaf drie jaar voor de ingangsdatum van de AOW.
Een pensioenuitkering mag nog maar tien jaar voor de ingangsdatum van de AOW ingaan, zowel geheel als gedeeltelijk. Het uitstellen van een pensioenuitkering is tot vijf jaar na de ingangsdatum van de AOW toegestaan.
Theo Gommer is managing partner bij &Gommer Pensions Group en Gommer Advocaten. Heb je een vraag voor Theo Gommer? Neem contact op met Novak DIRECT (novak@novak.nl / 070 - 3524002) of klik hier voor het contactformulier.