In 2023 is de regeling willekeurige afschrijving nieuw leven in geblazen, in het belang van de bevordering van de economische ontwikkeling. Deze regeling is gepubliceerd in de Eindejaarsregeling van 2022, en wordt in dit artikel verder toegelicht.
De regeling is op hoofdlijnen gelijk gebleven aan de regeling die van toepassing was van 2009 tot en met 2011 en een deel van 2013. Eventuele investeringen in duurzame bedrijfsmiddelen kunnen ook onder deze regeling vallen, als een willekeurige afschrijving niet mogelijk is op basis van andere regelingen.1 Deze regeling is alleen van toepassing op nieuwe bedrijfsmiddelen.
Toelichting regeling
De regeling voor willekeurige afschrijving is zowel van toepassing voor de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting. De regeling is met name uitgewerkt in artikel 13 tot en met 15 van de uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving.
In het kalenderjaar 2023 mag eenmalig maximaal 50% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten van nieuwe aangewezen bedrijfsmiddelen willekeurig worden afgeschreven. Het restant kan in latere jaren regulier worden afgeschreven tot een eventuele restwaarde. De bedrijfsmiddelen moeten wel voor 1 januari 2026 in gebruik worden genomen.
Het gaat hierbij om aangewezen nieuwe bedrijfsmiddelen, dat zijn bedrijfsmiddelen die niet eerder in gebruik zijn genomen. Dit geldt zolang de cliënt verplichtingen aan gaat of – ter zake van de voortbrenging – voortbrengingskosten maakt in 2023.
Uitzonderingen regeling
Onder deze regeling gaan zeer veel investeringen in bedrijfsmiddelen vallen. Er zijn wel een aantal bedrijfsmiddelen uitgezonderd van deze regeling. Op deze bedrijfsmiddelen kan niet willekeurig worden afgeschreven onder deze regeling. Het gaat onder meer om:
- Gebouwen
- Schepen
- Vliegtuigen
- Immateriële activa
- Dieren
- Bepaalde bromfietsen (motorrijwielen, personenauto’s)
- Bepaalde openbare wegen en paden (bruggen, duikers, viaducten, tunnels)
- Bedrijfsmiddelen die willekeurig afgeschreven kunnen worden onder een ander artikel
Ter beschikking stelling aan derden Bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk ter beschikking worden gesteld aan derden, direct of indirect, zijn ook uitgezonderd van de regeling. Het gaat hier om bedrijfsmiddelen die voor 70% of meer ter beschikking worden gesteld aan derden. Op een bedrijfsmiddel dat voor korte duur wordt verhuurd aan opeenvolgende huurders kan willekeurig worden afgeschreven onder deze regeling
Voorbeeld:
Een directeur-grootaandeelhouder (DGA) heeft een belang van 100% in een holding bv, waarvan de vennootschap een belang heeft van 100% in een werk bv. Als er geen sprake is van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, dan zijn investeringen in de holding bv, die alleen in de eigen onderneming worden gebruikt, in deze situatie uitgesloten van de regeling.
Een vergelijkbare wettekst is voor de investeringsaftrek opgenomen in artikel 3.45 (lid 2 sub a) van de wet inkomstenbelasting. Al is in deze wettekst geen bepaling opgenomen over kortdurende verhuur aan opeenvolgende huurders.
Overige aandachtspunten
Het kan voorkomen dat er op enig moment niet meer aan de voorwaarden – waaronder willekeurig is afgeschreven – wordt voldaan. Bijvoorbeeld als het bedrijfsmiddel een andere bestemming krijgt in de onderneming, of als het bedrijfsmiddel toch niet tijdig in gebruik wordt genomen.
In dit soort situaties moet de willekeurige afschrijving mogelijk worden teruggenomen. Dit volgt voor willekeurige afschrijving uit artikel 3.38 wet inkomstenbelasting. Als de willekeurige afschrijving wordt teruggenomen, moet de boekwaarde van het bedrijfsmiddel weer worden verhoogd tot het niveau dat zou zijn bereikt als er niet willekeurig was afgeschreven. Het is daarom advieswaardig om een cliënt hier voor de zekerheid op te wijzen, als de regeling wordt toegepast.
De willekeurige afschrijving is – onder voorwaarden – mogelijk, vanaf het moment waarop de investeringsverplichting is aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt. In het jaar 2023 kan de willekeurige afschrijving slechts worden geclaimd tot het bedrag dat daadwerkelijk is voldaan, tot maximaal 50% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten.
Vanaf 2024 kunt u het restant niet willekeurig afschrijven. Dit blijkt uit de nota van toelichting bij de Eindejaarsregeling 2022. De resterende boekwaarde van het bedrijfsmiddel moet op reguliere wijze worden afgeschreven. Dit standpunt sluit aan bij wat de Belastingdienst hier bij de voorloper van deze regeling over aangaf.
Rekenexercities
Er zijn verschillende rekenexcercities denkbaar met betrekking tot deze regeling. Denk bijvoorbeeld aan:
- Voorkom dat het belastbaar inkomen in box 1 boven een bedrag van € 73.031 uitkomt. Een hoger belastbaar inkomen in box 1 is immers belast met 49,5% inkomstenbelasting, in plaats van 36,93% inkomstenbelasting. Als er wordt gekozen voor een bedrag qua willekeurig afschrijving, moet er ook rekening worden gehouden met het inkomensafhankelijke karakter van diverse heffingskortingen.
- Reken verschillende bedragen qua willekeurige afschrijving door bij cliënten die voor (veel) toeslagen in aanmerking komen. Het kan soms lonend zijn om agressiever willekeurig af te schrijven. Zodat het totaal aan extra teruggaven, ten opzichte van het bedrag dat willekeurig is afgeschreven, relatief tot een beter resultaat leidt.
- Schat de toekomstige fiscale claim op bedrijfsmiddelen die hun waarde lang behouden en willekeurig worden afgeschreven. Deel dit vervolgens schriftelijk met de cliënt.
1 De andere regelingen voor willekeurige afschrijving zijn regelingen voor startende ondernemers, zeeschepen en milieu-bedrijfsmiddelen.
Deze regelingen worden niet besproken in dit artikel.